Column: Overvechts Balkon (1)

TEKST: Caya van Rossum

Achter de gordijnen die door de kou nu toch vaak gesloten zijn. Achter de ramen waar zo soms een duif tegenaan vliegt, vast omdat het er binnen zo warm uit ziet. Achter de rijtjes kale bomen. Achter de flats die eruit zien als bouwblokken. Daarachter ligt een veld. Een stuk groen gras dat geen overkant nodig heeft om op haar allergroenste te zijn. Een vet groen, super vers veld. Dus dan ben je een heel mooi veld, en wat dan? Wat ga je doen met je dagen, je leven, als je een veld bent? ‘Ik wordt later een voetbalveld!’, zei dat veld ooit, en dromen komen soms uit.

Maar wat maakt nu dat groene, verse veld een voetbalveld? Zijn dat de doeltjes? Of is het de flat ervoor die als tribune voor enthousiast mama-publiek dient? Nee, dit veld is een echt voetbalveld, maar dat maken de doeltjes en tribune het niet. Het zijn de papa’s en de zoontjes die zo graag op het veldje komen. Op een zondag, of na school. Je ziet ze er altijd lopen. De papa’s dan, zoontjes rennen liever. En sneller, steeds sneller rennen ze. Naast elkaar, in driehoeken en dan -al papa’s passerend- naar het doel. Dromen komen soms uit. Het is raak, er wordt gejuicht.  

En dat mag ik dan zien, al dagdromend, vanaf Overvechts balkon.


Caya van Rossum schrijft in een wekelijkse column over haar belevenissen vanaf haar balkon in Overvecht.