In de corona-crisis werken veel mensen thuis en is een ommetje maken erg fijn. Misschien woon jij in een ruime wijk of juist in een dichtbebouwde buurt bij het centrum? Voor bijvoorbeeld grote gezinnen in Overvechtse flats is zoveel mogelijk binnen blijven best lastig. Maar Overvecht heeft ook een groot voordeel. Olivier Beens schrijft over de waarde van ruimte en groen in Overvecht.
TEKST EN FOTO’S OLIVIER BEENS
Overvecht is de wijk van Utrecht waar per vierkante kilometer de minste mensen wonen. Het zijn er nog steeds ruim 34.000, maar het zijn de brede wegen, grote parken en vele groenstroken die het aanzien van de wijk bepalen. Deze ruime opzet is hoe de wijk ooit is bedacht. Wandel met me mee door Overvecht en ik vertel je iets over de groene wijkstructuur en over de plannen om die verder te versterken.
Iedereen 28 m² ruimte om te recreëren?
Overvecht heeft een uitgebreide groenstructuur. Naast grote parken en groenstroken, bossen als het Gagelbos en vier forten, is er ook veel groen tussen de flats. Hier en daar stuimel je op speeltuinen en spetterbadjes voor de kleinsten. Achter dit alles zit een heldere visie: we hebben ruimte nodig. In het boek ‘De Utrechtse wijken: Overvecht’ (2002) staat het mooi beschreven. Bij het ontwerp van Overvecht wilde men bewoners de ruimte geven om zich te kunnen ontspannen: een wandeling in het park, spelen in de speeltuin of het beoefenen van een sport.
Ze gingen ervan uit dat iedereen een bepaalde recreatiebehoefte heeft, die kan worden uitgedrukt in vierkante meters per inwoner, namelijk 28 m².
Eén lang groen lint op mijn blokje om
Overvecht is dus zo gebouwd dat iedereen groen direct in de omgeving heeft. In Overvecht Noord ligt Park de Gagel centraal, met daaromheen de buurten. Vanuit het park strekken groenstroken zich uit als groene armen tussen de woningen. In Overvecht Zuid doet Park de Watertoren hetzelfde. Sommige van die groene armen hebben in de loop der tijd toch bebouwing gekregen. De oorspronkelijk structuur is daarom niet overal meer zichtbaar. Maar wie de wijk goed kent, loopt zijn ommetjes vooral door het groen.
Gisteren had ik het na een dagje thuiswerken helemaal gehad. Ik ging naar buiten voor mijn corona-blokje-om. Via een groene steeg loop ik naar de mooie Klopvaart. Het park langs de Klopvaart staat vol met bloesem. Langs de oevers vind je hier en daar houten steigers waar je kunt zitten lezen, maar ook een speeltuin en een veelgebruikt voetbalveldje. Ik weet niet of ik graag in de tienhoogflat naast de Klopvaart zou willen wonen, maar de bewoners hebben een prachtig uitzicht.

Een park van bewoners en kunstenaars
Bij de Noordelijke Randweg gaat het park over in het Sjanghaipark (dat dit jaar 50 jaar bestaat). Dit bosachtige park is ontworpen door bewoners en kunstenaars en heeft een heel natuurlijke uitstraling. Omdat het zo smal is en naast een drukke weg ligt, wordt het nog wel eens tot het ‘snippergroen’ gerekend, maar dat is te weinig eer. Bij de fiets/wandelbrug De Gagel (je loopt zo naar het Gagelbos) ligt een groene arm van Park de Gagel. Kinderen spelen hier op speeltoestellen, moeders staan met elkaar te praten op ongeveer anderhalve meter afstand, ernaast alweer het tweede spetterbadje van de dag.
Park de Gagel is een van de grootste parken van Utrecht. Anders dan de grote stadsparken rond het centrum, is het hier eigenlijk altijd rustig, zelfs nu tijdens de corona-crisis. Centraal gelegen is de hoge Bult, gebouwd op het puin van de oude Jaarbeurs aan het Vredenburg. De foto bovenaan dit artikel is hier genomen. Park de Gagel grenst aan de Carnegiedreef. De strook bomen en narcissen in het midden van deze laan neemt meer ruimte in dan de zigzaggende autorijstroken en dat is maar goed ook qua verkeersveiligheid. Aan de andere kant liggen de zogenaamde Experimentele Flats verscholen in het groen. Eigenlijk gaat Park de Gagel gewoon door tussen deze flats. Ik zit hier wel eens te picknicken, het voelt als een stiekem privéparkje.
Eén ommetje, vijf parken
Een paar straten verder kom ik al in het Vechtzoompark uit. Dit grote park ligt tussen Overvecht en de lager gelegen Vecht in. Hier vind je lange, slingerende paden met een beetje hoogteverschil. Ik wandel langs prachtige beeldende kunst, de oude rozentuin en theekoepel van het verdwenen landgoed Rosendael en een aantal 19e-eeuwse boerderijen, gebouwd lang voor Overvecht bestond. Bij de Klopvaart verandert het park stiekem van naam. Aan de overkant van het water ligt een klein bos en een oude boomgaard rond Fort aan de Klop. Vaak zit hier een Bonte specht te hameren, een vriendin die hier woont hoort ’s avonds bosuilen roepen.
Ik wandel nu naar huis. Morgen maar eens naar het Zuilense Bos en overmorgen de paden van het Gagelbos ontdekken. Al deze mogelijke ommetjes… Dat is wat ik zo fijn vind aan wonen in Overvecht. Ik ben tijdens dit blokje om door vijf parken gelopen. Naast de typische problemen waar je een wijk als deze van kent, is dit wat iedereen benoemt als kracht van Overvecht. Ik ben benieuwd hoe dit zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Bouwen we de wijk vol – mensen moeten ergens wonen – of behouden we de ruimte voor groene ommetjes? Is er een middenweg?
Meer weten hierover? Lees dan verder op het blog van Olivier Beens.